De veroudering van de huid
Het verouderingsproces zorgt geleidelijk aan voor toenemende veranderingen van de huid: de huid wordt droger, krijgt rimpels, wordt slapper en krijgt onregelmatige pigmentvlekjes. Ook raakt de huid op verschillende manieren beschadigd. Vanaf ons vijftigste levensjaar wordt de veroudering van onze huid duidelijk zichtbaar. De huid wordt droger, ruwer en dunner. Doordat de huid dunner wordt, vormen zich gemakkelijker plooien en zijn bloedvaten beter zichtbaar. Bij sommige mensen lijkt de huid juist dikker te worden. In dat geval ziet men vaak al dan niet diepe groeven ontstaan.
Er zijn verschillende factoren die bij huidveroudering een rol spelen, zoals erfelijkheid, klimatologische omstandigheden, hormonen, tabaksgebruik en voeding. Een van de belangrijkste factoren echter is de veroudering van de huid door de zon. Ultraviolette stralen (UV) beschadigen namelijk de opperhuid en de lederhuid. Wanneer de huid te vaak en te langdurig wordt blootgesteld aan de zon, dan kan dit problemen opleveren zoals de vorming van levervlekken. De huid veroudert sneller op plaatsen die vaak blootgesteld worden aan de zon, zoals in het gezicht, op de handen in de nek en in de hals. In het ergste geval kunnen UV-A-stralen ervoor zorgen dat er zich kankertumoren gaan vormen. We beschikken allemaal over een zogenaamd 'zonnekapitaal'. Dit is reeds bij de geboorte bepaald. Overschrijden we dit kapitaal, dan ontstaan er beschadigingen en veroudert de huid. Er kunnen zich keratosen voordoen en er kan zelfs kanker ontstaan. De effecten van de zon op de huid hangen samen met de hoeveelheid straling die de huid heeft opgevangen. Met het ouder worden nemen de schadelijke effecten toe. Rimpels en lijntjes zijn onvermijdelijk en de zon speelt een grote rol bij het ontstaan ervan. Om het ontstaan van rimpels te vertragen, letten we erop dat we de hoeveelheid UV-straling op de huid beperken. Daarnaast dienen we elke dag een hydraterende crème te gebruiken.
Het hormoon DHEA (dehydroepiandrosteron) wordt aangemaakt in onze bijnieren (die zich boven de nieren bevinden). In een onderzoek dat de naam 'DHEAge' droeg, deden 280 vrijwilligers mee (gelijk aantal mannen en vrouwen) in de leeftijd tussen 60 en 79 jaar. Ze vertoonden geen van allen klachten van een bepaalde aandoening. Dit onderzoek toonde aan dat het DHEA-sulfaatgehalte in het bloed met het klimmen van de jaren afneemt. Deze afname begint reeds op 25-jarige leeftijd. DHEA is de voorloper van mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen. Een groep kreeg gedurende een jaar 50 mg DHEA per dag, een andere groep kreeg een placebo. Na drie maanden, zes maanden en twaalf maanden vond er een controle plaats. De stof bleek uitermate effectief te zijn bij vrouwen, en dan in het bijzonder bij vrouwen die de 70 gepasseerd waren. De inname van DHEA verbeterde de doorbloeding van de huid en de aanmaak van talg (een vettige afscheiding die als een beschermende laag over de huid ligt, waardoor deze soepel blijft en beschermd wordt tegen bacteriën en gifstoffen). Met de inname van DHEA verbeterde de pigmentvorming die gerelateerd is aan veroudering, met name in het gezicht. De pigmentatie nam af en de huid bleek met het ouder worden minder snel dun te worden.
De bestaat hoofdzakelijk uit drie lagen met elk een eigen celtype:
De epidermis: deze huidlaag bestaat voornamelijk uit keratinocyten (80 tot 90%). Deze cellen maken de stratum corneum aan (barrière van het menselijk lichaam met de omgeving). Daarnaast bevat deze huidlaag nog melanocyten (die zorgen voor de aanmaak van melanine) en cellen van Langerhans (die werken als antigenen).
De lederhuid: deze huidlaag bevat fibroblasten, endotheelcellen (in de haarvaten), mastocyten en histiocyten. Deze cellen liggen in een netwerk van eiwitstructuren.
De laag met vetweefsel: deze laag bevat adipocyten (vetcellen). De vetlaag zorgt voor een mechanische bescherming en voor de isolatie van onderliggende weefsels.
De rol van voedingsstoffen voor de huid
Sommige voedingsstoffen spelen een cruciale rol voor de bescherming van de huid. Denk hierbij aan vitamines, mineralen, essentiële vetzuren en aminozuren. Problemen met de verschillende huidlagen zien we vaak wanneer er een tekort is aan B-vitamines (B2, B3, B5, B6, B8, B9, B12). Het gaat daarbij om huidontstekingen, kloofjes in de mondhoeken, mondhoekeczeem, haaruitval (tijdelijk of definitief haarverlies) en depigmentatie.
Vitamines en antioxidanten
Vitamine B2 speelt een belangrijke rol bij de bescherming van de huid. Een tekort manifesteert zich in huidproblemen en oogproblemen. Huidbeschadigingen uiten zich vaak in een seborroïsch eczeem aan het huidoppervlak, meestal rond de neusvleugels maar ook op de oorlellen en rondom de wenkbrauwen. Soms zien we eveneens een vorm van overpigmentatie rondom de vulva of het scrotum.
Vitamine B3 (niacine) draagt bij aan een gezonde huid. Een tekort aan vitamine B3 veroorzaakt pellagre. De huidproblemen zijn een typisch kenmerk van deze aandoening. Er ontstaan symmetrische rode vlekken op de onbedekte huid: het hoofd, de hals, de benen en de ledematen. De plekjes zijn pijnlijk en veroorzaken een brandend gevoel. In eerste instantie veroorzaakt de beschadiging een zwelling. Daarna gaat de huid schilferen en wordt deze bruin, droog en ruw. De huid atrofieert. Er kunnen zich ook verteringproblemen voordoen, evenals psychische problemen en hematologische afwijkingen.
Vitamine B5 (panthoteenzuur) ondersteunt de littekenvorming en bevordert in de huid en haren de activiteit van de weefsels en de slijmvliezen. Bij een tekort aan deze vitamine ziet men haaruitval en huidzweren. Tekorten aan vitamine B5 en B8 kunnen zorgen voor haaruitval of een overmatige talgafscheiding op de hoofdhuid. Voor de behandeling van deze vorm van haaruitval wordt vaak vitamine B5 en B8 ingezet (1). Dankzij de combinatie van beide vitamines kan de talgafscheiding worden gereguleerd en de haaruitval worden geremd. Bovendien wordt de haargroei gestimuleerd (2).
Vitamine B6 (pyridoxine) is een belangrijk voor de bestrijding van stress. Het is bekend dat stress acné kan verergeren (angst, premenstruele periode). Het tekort aan vitamine B6 is verantwoordelijk voor verschillende huidproblemen: seborroïsch eczeem, en dan vooral de periorale dermatitis-vorm, kloofjes in de mondhoeken en glossitis (tongontsteking). Een gebrek aan vitamine B6 vertaalt zich in een aanzienlijke vermindering van de cystine-opname in de huid en in de teratogene zone van de huid.
Vitamine B8 (biotine) vermindert de talgafscheiding door de huid, waardoor de huid minder vet wordt. Bij een tekort aan vitamine B8 ontstaan huidproblemen, zoals periorale dermatitis, huiduitslag, intertrigo, nagelbedontsteking en candidose. Daarnaast kunnen zich allerlei algemene afwijkingen en neurologische problemen voordoen. De vitamine bevordert de vernieuwing van de huid doordat het de kiemlaag (stratum germinativum) in de opperhuid en lederhuid stimuleert. De vitamine wordt gemakkelijk geabsorbeerd door het haar, waarvan het een natuurlijk bestanddeel vormt. Het wordt beter opgenomen door droog en beschadigd haar. Het stimuleert de groei van de haarfollikel. Bij alopecia androgenetica (mannelijke type kaalheid) zorgt de inname van vitamine B8 ervoor dat de haaruitval tijdelijk stopt. Het haar wordt sterker, ziet er gezonder uit en krijgt weer wat meer pigment. Vitamine B8 wordt gebruikt voor de behandeling van seborroïsch eczeem bij zuigelingen die borstvoeding krijgen (eczeem op het hoofd, uitslag op de billen, roodheid en schilfering bij ziekte van Leiner-Moussous). De vitamine stimuleert de haarfollikel en heeft een aangetoonde talgverminderende werking.
Vitamine A (retinol) beschermt de huidlagen aan de oppervlakte door bacteriegroei tegen te gaan en een goede littekenvorming te bevorderen. De eerste tekenen van een tekort aan vitamine A zijn nachtblindheid, een droge huid en overmatige keratose aan de buitenkant van de benen.
ß-caroteen is een carotenoïde. Het beschermt onze huid tegen beschadiging door de zon en het speelt een belangrijke rol als antioxidant, net als vitamine C en E. ß-caroteen kan worden omgezet in vitamine A. Het speelt een belangrijke rol bij intercellulaire communicatie en de celdifferentiatie. Het draagt bij aan de groei en de algehele gezondheid van de huidcellen. Bij een tekort zien we een droge huid met atrofie van de talgklieren en de zweetklieren en een verdikking van de hoornlaag van de huid (hyperkeratose). Hierdoor krijgt de huid een wat ruwer uiterlijk. ß-caroteen beschermt de huid ook tegen het zonlicht (tegen UV-straling).
Vitamine C (ascorbinezuur)heeft een antioxiderende werking en beschermt de huid. Een tekort uit zich in scheurbuik bij volwassenen en de ziekte van Barlow bij kinderen. Ook hierbij zien we dat zich bij een tekort problemen voordoen in de verschillende huidlagen: oedeem in de ledematen, hypertrofische tandvleesontstekingen met bloedingen en het verlies van tanden, hyperkeratosis follicularis en huidbloedingen (puntbloedingen - kleine paarsrode vlekjes -, blauwe plekken). Een tekort aan vitamine C veroorzaakt problemen bij de littekenvorming. Vitamine E (tocoferol en tocotrienol) werkt als antioxidant en voorkomt de oxidatie van essentiële vetzuren. Het beschermt de celmembranen. In combinatie met ß-caroteen en vitamine C zorgt her ervoor dat de huidveroudering wordt vertraagd.
Essentiele Vetzuren
Essentiële vetzuren en omega-3 (EPA, DHA) die voorkomen in bepaalde oliën en vetzuren, en omega-6 (gamma-linoleenzuur, oftewel GLA), dat voorkomt in borageolie en teunisbloemolie, zorgen voor een soepele en stralende huid en verbeteren de hydratering.
Aminozuren
Eiwithydrolysaat is bijzonder nuttig voor de groei van ons haar. Een tekort aan opneembare eiwitten zal de haargroei vertragen en kan tot haaruitval leiden. Cysteïne is een zwavelhoudend aminozuur dat veelvuldig voorkomt in onze huid. Taurine werkt als antioxidant, draagt bij aan de verwijdering van galzouten en werkt samen met magnesium en vitamine B6.
Mineralen en oligo-elementen
Magnesium draagt bij aan de activering van vitamines uit de B-groep. Het is onmisbaar voor gezonde celmembranen. Het helpt stress te bestrijden, en zorgt er zo voor dat de factoren afnemen die acné verergeren.
Omdat zink de ontstekingsreactie van de huid afremt, draagt het bij aan een goede littekenvorming. Wanneer er sprake is van uitgebreide brandwonden, dan blijkt de littekenvorming moeilijker te verlopen indien de persoon geen zinksupplementen inneemt. De wonden hebben dan eerder de neiging om te gaan ontsteken (3). Een tekort aan eiwitten is de oorzaak voor het ontstaan van periorale dermatitis (acrodermitis enteropathica).
Silicium is onmisbaar voor de aanmaak van collageenvezels en elastine in ons bindweefsel. Bij een tekort aan silicium verliezen de weefsels hun elasticiteit en worden ze minder sterk. Organische derivaten die silicium bevatten (silanolen) zijn dan de aangewezen stof om rimpels en zwangerschapsstriemen te bestrijden. Ze verbeteren de elasticiteit van de huid. Het tekort aan organisch silicium vanaf het veertigste levensjaar zorgt ervoor dat de huid sterk uitdroogt en dat er rimpels ontstaan.
Atopisch eczeem
Er bestaan verschillende soorten eczeem:
1. Contacteczeem: ontstaat in verschillende omstandigheden: hetzij bij direct contact (aanraken van chemische producten, transport van allergenen via de handen), hetzij door indirect contact via de lucht, waardoor de stof in contact komt met de buitenste huidlaag), hetzij doordat vreemde lichamen onopzettelijk geïnjecteerd worden in de huid.
2. Atopisch eczeem: een veel voorkomende ziekte, vooral bij kinderen. In Europa heeft 12 tot 15% van de baby's onder de 2 jaar en 2 tot 5% van de kinderen onder de 5 jaar er last van. Eczeem kan zich op elke leeftijd voordoen, maar vaak ontstaat het in onze 2e of 4e levensmaand. Het ontwikkelt zich tot een chronische aandoening die zich kenmerkt door plotselinge uitbraken. Het is nauw verwant met astma en hooikoorts. Het manifesteert zich door een droge huid, rode eczeemplekjes, jeuk en verdikkingen. Deze ontstekingsziekte kan de patiënt in hoge mate beperken.
Bij het ontstaan van eczeem zijn er twee factoren die een rol spelen:
1. Het atopische aspect, een van de belangrijkste elementen bij eczeem. Meestal komt eczeem in de familie voor. Ook ziet men vaak een verhoogd aantal immunoglobulines E, namelijk in 70 tot 80% van de gevallen.
2. De omgeving, waarin vele allergenen bevinden (mijtachtige allergenen, voedselallergenen). De allergenen zorgen voor een specifieke ontstekingsreactie waarbij histamine vrijkomt en waarbij zich verschillende transmitters in de beschadigde huid manifesteren. Dit leidt ertoe dat de huid wordt aangetast door het eczeem.
Een onderzoek naar de fosfolipiden in het bloedplasma bij een groep van 50 jonge volwassenen met een atopisch eczeem toonde een verhoogd linolzuurgehalte aan en een tekort aan gamma-linoleenzuur (GLA) en de bijbehorende stofwisselingsproducten, zoals dihomo-gammalinoleenzuur (DGLA) en arachidonzuur. Het suggereert dat personen met een atopisch eczeem een functioneel tekort hebben aan het enzym 6-desaturase, dat linolzuur omzet in GLA.
Patiënten met een atopisch eczeem kunnen bijzonder gevoelig zijn voor de bijwerkingen van niet-steroïde ontstekingsremmers. De toepassing op de huid van nicotinezuur (vitamine B3) kan bij hen leiden tot een zogenaamde flush. Deze verschijnselen kunnen worden verklaard door een tekort aan de voorlopers van prostaglandines (4).
Teunisbloemolie en borageolie
De levering van extra GLA, dat door het lichaam zelf niet kan worden aangemaakt, zou dan ook een logische behandeling zijn van atopisch eczeem. Er zijn twee plantaardige oliën die rijk zijn aan GLA: teunisbloemolie (nothera biennis), dat 8 tot 10% GLA bevat, en borageolie (Borago officinalis), dat minimaal 23% GLA bevat. Tijdens een onderzoek heeft men het effect vergeleken van teunisbloemolie (71% linolzuur 7 tot 10% GLA), carthamusolie (Carthamus tinctorius) (75-78 % linolzuur, geen GLA) en paraffineolie (5). De inname van teunisbloemolie zorgt voor een verhoging van het DGLA-gehalte zonder dat het arachidonzuurgehalte stijgt, terwijl carthamusolie het linolzuurgehalte en het arachidonzuurgehalte verhoogt zonder het DGLA-gehalte te verhogen. De supplementinname van teunisbloem (6g/d) verhoogt het DGLA-gehatle in de fosfolipiden van de witte bloedcellen met 45%. Het verhoogt het fosfaditylcholinegehalte met 46% en het fosfatidyl-ethanolaminegehalte met 14% in een gezonde huid. Het gamma-linoleenzuur uit de oliën wordt op deze wijze opgenomen in het lichaam. De supplementinname compenseert het tekort dat zorgt voor het atopisch eczeem.
Een in 1989 verschenen meta-analyse (6) bestudeerde negen onderzoeken (5 crossover onderzoeken, 4 placebogecontroleerde onderzoeken). Men evalueerde het effect van teunisbloem als behandeling voor atopisch eczeem. De globale analyse toont middels scores aan dat de ernst van het eczeem na de inname van teunisbloem aanzienlijk is afgenomen, volgens de patiënt, maar ook volgens de arts. Het blijkt met name een duidelijk effect te hebben op de jeuk. De klinische verbetering is op een positieve manier gerelateerd aan de aanwezige DGLA-concentraties. Ook nieuw onderzoek heeft de resultaten van deze meta-analyse bevestigd. Bij kinderen met atopisch eczeem is de werkzaamheid eveneens bevestigd, waarbij geconstateerd werd dat het DGLA-gehalte in de membranen van rode bloedcellen was toegenomen (7). Men dient hiervoor een hoeveelheid van 2 tot 4 g teunisbloemolie per dag in te nemen. Het kan 6 maanden duren voordat de resultaten zichtbaar worden.
In vergelijking met een placebo leidde de gerandomiseerde inname van 500 mg borageolie bij 106 patiënten met eczeem die behandeld werden met dermocorticoïden tot een verhoogd gehalte aan GLA-stofwisselingsproducten. Het leidde tot verbeteringen bij de subgroep van patiënten die borageolie hadden ingenomen: zij bleken een hoger DGLA-gehalte in de rode bloedcellen te hebben (8).
Visolie met een hoge concentratie EPA en DHA
In een dubbelblind onderzoek bij personen met atopisch eczeem kregen de proefpersonen gedurende 12 weken 3 g EPA + DHA versus olijfolie als supplement. Bij de personen die EPA en DHA hadden gekregen namen in vergelijking met de groep die olijfolie had gekregen, de jeuk, de ernst en de andere klachten af (9). In een ander onderzoek (10) leidde de een supplementinname gedurende 4 maanden van 6 g visolie met een hoge concentratie omega-3 versus de inname van aardnotenolie tot een vermindering van 30% van de klachten bij de omega-3-inname versus een afname van 24% bij de inname van olijfolie. Tegelijkertijd steeg het omega-3-gehalte van de fosfolipiden in het serum.
In een onderzoek bij 21 honden met atopisch eczeem kregen de dieren ofwel 8 weken lang een combinatie van borageolie (176 mg/kg en 88 mg/kg) en visolie, ofwel olijfolie (204 mg/kg). Aan het einde van de behandeling was de roodheid en ontvelling bij de dieren die borageolie en visolie hadden genomen afgenomen, terwijl de inname van olijfolie niet tot verbeteringen had geleid (11). De combinatie van visolie en teunisbloemolie kan dan ook effectiever werken dan de behandeling met visolie of teunisbloemolie alleen.
Psoriasis
Psoriasis is een chronische huidziekte die wordt gekenmerkt door begrensde plekken met schilferige huiduitslag. De plekken komen vaak tweezijdig en symmetrisch over het lichaam voor. Er is veelal sprake van plotselinge uitbraken. Er bestaan verschillende varianten van deze aandoening:
Psoriasis vulgaris:
1. Een uitbraak waarbij grote delen van de huid zijn aangedaan, veelal op symmetrische wijze. Er is hierbij ook sprake van jeuk.
2. Vooral de ellebogen, knieën en voorkant van de schenen zijn aangedaan, evenals de lendenen, de hoofdhuid en de nagels.
Topografische varianten:
1. Psoriasis van de hoofdhuid: vaak in de vorm van grote plekken die zich tot over het voorhoofd uitstrekken, of in de vorm van kleine, goed begrensde plekjes zonder haaruitval.
2. Psoriasis unguum, ofwel met in de specifieke vorm waarbij holle inkepingen in het nagelbed ontstaan, ofwel in de niet-specifieke vorm waarbij lengtestriemen en groeven op het nagelbed ontstaan.
3. Palmoplantaire psoriasis, waarbij rode vlekken voorkomen (afgeronde en begrensde clusters van plekjes) en er zich verharde psoriasiskernen kunnen voordoen (verhoornde kern, omgeven door een ring). Ook kan het zich uiten in plaatselijke pustels en kan de psoriasis zich voordoen in de plooien (felrode plekken niet of nauwelijks schilferend, glad, glimmend, soms vochtig en bedekt met een wittig laagje).
4. Psoriasis van de slijmvliezen: zeldzaam.
Deze vorm van psoriasis kan samengaan met gewrichtspijn, vooral in de handen, de voeten en in de onderrug.
In Frankrijk lijden op dit moment 2 miljoen mensen aan psoriasis, en jaarlijks komen er 60.000 mensen bij. De mate waarin psoriasis zich voordoet wordt beïnvloed door geografische factoren en omgevingsfactoren. Psoriasis komt zowel bij mannen als bij vrouwen voor. Het kan op elke leeftijd beginnen. Bij volwassenen ontstaat de ziekte meestal tussen de 20 en de 30 of tussen de 50 en de 60 jaar. Er is sprake van erfelijke aanleg. Kinderen hebben vaker kans op psoriasis wanneer hun ouders dat ook hebben. 8% van de kinderen krijgt psoriasis wanneer een van de ouders het ook heeft. Wanneer beide ouders psoriasis hebben, krijgt 40% van de kinderen psoriasis. Indien een kind van een eeneiige tweeling psoriasis heeft, dan is de kans dat de andere helft van de tweeling het heeft aanzienlijk.
Bij psoriasis vernieuwt de opperhuid zich te snel. Het lichaam kan de dode huidcellen niet zo snel meer afvoeren en deze stapelen zich dan ook op.
Invloed van voeding
Men onderzocht bij 18 patiënten met psoriasis de invloed van voedingsadviezen op de ernst van de plaques bij chronische psoriasis. Men vroeg de patiënten elke dag 170 g witvis te eten gedurende 4 weken. Vervolgens werden de patiënten onderverdeeld in twee groepen: de ene groep ging door met het dieet van witvis en de andere groep verving 6 weken lang de witvis door 170 g vette vis per dag. Aan het einde van de tweede periode wisselden de groepen van dieet en voerden dit weer 6 weken uit. De consumptie van vette vis (en niet de consumptie van witvis) zorgde voor een bescheiden klinisch waarneembare verbetering (11 tot 15%). Daarbij werd er eveneens een hoger EPA-gehalte in het plasma gemeten. Met name de dagelijkse inname van vette vis (makreel, sardientjes, zalm, pelser, haring) is voor de behandeling van psoriasis van belang (12).
In een Italiaans onderzoek werden de voedingsgewoonten bestudeerd van personen tussen de 16 en 65 jaar oud, waarbij er 316 patiënten met psoriasis meededen en 366 mensen zonder psoriasis (controlegroep). Psoriasis bleek op een positieve manier gerelateerd aan de body mass index (BMI - gewicht/lengte in het kwadraat). Er bestaat een omgekeerd evenredige relatie tussen het uitbreken van psoriasis en de consumptie van wortels, tomaten en vers fruit en de hoeveelheid ß-caroteen die werd ingenomen (13).
Visolie met een hoge concentratie EPA en DHA
Men heeft het effect bestudeerd van een supplementinname van n-3 vetzuren bij psoriasis en bij atopisch eczeem. 41 patiënten ontvingen 4 maanden lang elke dag 6 g van een olie met een hoge concentratie EPA en DHA. Anderen kregen dagelijks 6 g maïsolie. De patiënten met psoriasis bleken veel meer DHA en EPA in de fosfolipiden in het serum te hebben opgenomen (EPA + 480%, DHA + 40%) dan de patiënten met atopisch eczeem (EPA +200%, DHA +14%). Dit effect ging samen met een daling van de CD25-receptor van interleukine 2, de receptor van ontstekingsopwekkende cytokine (14). De markers van oxidatiestress zijn bij patiënten met psoriasis hoger: het gehalte aan arachidonzuur (omega-6 voorloper van ontstekingsgerelateerde stofwisselingsproducten), het gehalte aan malonedialdehyde (MDA) in het plasma (een residu van lipidenoxidatie) en de activiteit van glutathion-peroxidase (met een antioxiderende activiteit) in de bloedplaatjes en rode bloedcellen waren gestegen, terwijl het seleniumgehalte was gedaald. Een hoog arachidonzuurgehalte is de bron voor de aanmaak van de leukotrine B4, een ontstekingsbevorderend stofwisselingproduct. Na 2 maanden van inname van visolie die rijk is aan omega-3, blijkt in de celmembranen het arachidonzuur vervangen te zijn door EPA een DHA. Het leidt tot een afname van MDA en een efficiëntere glutathion-peroxidase (15,16). EPA is de voorloper van de leukotrine B5. In tegenstelling tot de leukotrine B4 vertoont B5 geen ontstekingsopwekkende eigenschappen. Bij 30 patiënten met psoriasis die 1,8 g EPA en 1,2 g DHA per dag kregen, werd de verhouding LTB5/LTB4 verhoogd van 0 naar 0,42; het effect hiervan was een vermindering van de ontstekingen (17). Een supplementinname van EPA en DHA zorgt ervoor dat de samenstelling van de celmembranen weer een normale waarde aan meervoudige onverzadigde vetzuren krijgen.
In een eerste studie (18) bij 30 patiënten werd gedurende 10 dagen een intraveneus een lipidenemulsie toegediend die rijk was aan omega-3 (2,1 g/d aan EPA en 2,1 g/d aan DHA). Een andere groep patiënten kreeg een lipidenemulsie die rijk was aan omega-6. Bij alle patiënten die omega-3 hadden gekregen nam de ernst van de ziekte af. Deze afname is gerelateerd aan de toegenomen vorming van derivaten van EPA, zoals leukotriënen B5 en A5 (in de witte bloedcellen). De PAF (platetet activation factor) vermindert bij supplementinname van omega-3 en neemt toe bij omega-6. In een tweede, vergelijkbare studie (19) werd de effectieve werking bevestigd van een supplementinname gedurende 14 dagen van omega-3 bij 83 patiënten in het ziekenhuis met een ernstige vorm van psoriasis en plaques. De inname van omega-3 bleek doeltreffender te werken dan omega-6 wanneer men keek naar het effect op de uitslag, de vervelling, de infiltratie, de ernst per lichaamsgebied en de evaluatiecriteria van arts en patiënt. De extra inname van omega-3 (en niet die van omega-6) zorgde voor een verbeterde concentratie aan vrije EPA in het plasma en leukotriënen B5 in de neutrofielen. Een supplementinname met EPA heeft dan ook een ontstekingsremmend effect doordat het de overactieve plaquevorming vermindert en het leukotriënengehalte B5 verhoogt.
Tijdens een onderzoek (20) werden 28 personen met chronische psoriasis gevolgd. De ene helft ontving een supplement met EPA (1,8g/d) en DHA (1,2 g/d), de andere helft ontving een placebo. Na 8 weken merkten de patiënten die het supplement hadden ingenomen dat de jeuk was afgenomen, evenals de roodheid en de ernst van aandoening. De omvang van de aangedane plekken bleef gelijk. Indien omega-6 wordt gecombineerd met omega-3, dan verdwijnt het ontstekingsremmend effect van omega-3 (21).
Voor een sneller effect kan de inname van visolie gecombineerd worden met een lage dosis van het vitamine-A-derivaat retinoïde. Dit is verkrijgbaar op doktersrecept. De combinatie is effectiever dan het gebruik van retinoïde alleen (22). Patiënten die lijden aan psoriasis hebben een verhoogd triglyceridengehalte in het plasma. Deze verhoging wordt versterkt door de inname van derivaten van vitamine A (etretinaat), maar de gelijktijdige inname van EPA (1,8 g/d) en DHA (1,2 g/d) zorgt dat deze verhoging met 70% naar beneden kan worden gebracht. Ook het cholesterolgehalte daalt in dat geval met 45% (23). In een 4 weken durend pilotonderzoek werden 25 patiënten met psoriasis 4 weken lang behandeld met retinoïde (etretinaat). Na toevoeging van 3 g EPA en DHA daalde het triglyceridengehalte met 27%. Het HDL-cholesterolgehalte steeg (24).
Vitamine A en ß-caroteen
Turks onderzoek heeft uitgewezen dat bij patiënten psoriasis het glutathiongehalte lager was en dat de activiteit van glutathionperoxidase in het plasma en de rode bloedcellen lager was dan bij gezonde personen. Het gehalte aan ß-caroteen en malonedialdehyde (MDA) bleek bij patiënten met psoriasis juist hoger te liggen dan bij gezonde personen. Deze resultaten tonen aan dat de toegenomen vetperoxidatie en de verminderde werking van antioxidanten een poteniele rol spelen bij psoriasis (25).
Bij 107 patiënten met psoriasis en 37 gezonde personen werd de status onderzocht van vitamine A (retinol) (26). Bij 28 patiënten waarbij grote delen van de huis was aangetast met plaques of pustuleuze psoriasis, bleek het retinolgehalte in het bloed veel lager te liggen dan bij de gezonde personen. De concentraties van retinol en van derivaten van retinol werden gemeten in de huiddelen van patiënten met psoriasis. Er werden monsters genomen van gezonde en van aangetaste huiddelen. De concentraties retinol in de huid waren in beide huiddelen hetzelfde, terwijl het carotenoïdengehalte 25% lager was in de gezonde delen en 50% lager in de aangetaste delen. De inname van een combinatie van ß-caroteen en canthaxanthine zorgde voor een verhoging van 170% van het carotenoïdengehalte in de gezonde huiddelen, en een verhoging van 610% in de aangetaste huiddelen. Het vitamine A-gehalte veranderde niet. Ander onderzoek heeft aangetoond dat patiënten met psoriasis een laag vitamine A-gehalte hebben in de huid.
Vitamine D
Hiervan kennen we twee vormen: ergocalciferol, dat voorkomt in planten, en cholecalciferol, dat aanwezig is in dierlijke producten en dat aangemaakt wordt door ons lichaam. Hoewel vitamine D valt onder de in vet oplosbare vitamines, werkt het in feite als een hormoon. Onze huid bevat een voorloper van vitamine D: 7-dehydrocholesterol. Onder invloed van het zonlicht wordt deze voorloper in de huid omgezet tot cholecalciferol. Vervolgens zijn er twee stappen nodig om deze stof te activeren: De eerste stap vindt plaats in de lever en is afhankelijk van het hormoon parathyroïde. In deze stap wordt er calcidiol gevormd. De tweede stap vindt plaats in de nieren. Hierbij wordt calcitriol gevormd, een actieve vorm van vitamine D. De vitamine is zeer nuttig gebleken voor de behandeling van psoriasis. Calcipotriol, een derivaat van vitamine D werkt doeltreffend bij plaatselijk toepassing en is geschikt voor een langdurige of korte behandeling van een matig ernstige psoriasis en plaques. De beschadigingen werden lichter of verbeterden bij 60 tot 70% van de patiënten die uitsluitend met een zalf van calcipotriol werden behandeld. Met de gelijktijdige toepassing van lichttherapie met UV-B-straling werd de psoriasis-bestrijdende activiteit versterkt. Over het algemeen kan gezegd worden dat de plaatselijke behandeling met het derivaat van vitamine D een beter alternatief is dan de behandeling met dermacorticoïden. De dosering van 25 µg/d (1000 IU/d) aan vitamine D wordt beschouwd als veilig (27). Hogere doseringen mogen uitsluitend onder medisch toezicht worden toegediend.
De druifstruik (Mahonia aquifolium)
Er zijn onderzoeken die lijken aan te tonen dat de druifstruik de klachten van psoriasis zou kunnen helpen verminderen (28,29,30). In een open onderzoek bij 443 patiënten met psoriasis bleek de inname van deze druif gedurende 12 weken voor 73,7% van de groep zinvol (31). Een dubbelblinde placebogecontroleerde studie, waarbij 82 patiënten met psoriasis betrokken waren, beoordeelde de doeltreffendheid van het gebruik van deze druif (32). De deelnemers gaven aan dat deze druif goede resultaten opleverde.
Thermale kuren
Thermale kuren hebben vaak een gunstige werking. Met name baden in de Dode Zee, een meer dat 400 meter onder zeeniveau ligt, kan zeer effectief zijn. 80% van de mensen met psoriasis of andere huidziekten en mensen met gewrichtsproblemen zagen het ziektebeeld verbeteren. Na 4 maanden van behandeling houdt de verbetering bij de huidziekten ongeveer tien maanden aan, en dit zonder dat er andere medicijnen. De behandeling bestaat uit zonnebaden en baden in de Dode Zee, waarbij de duur en de frequentie wordt berekend op basis van het huidtype, het seizoen, het tijdstip van blootstelling en de staat van de ziekte.
Acné
Acné is een aandoening van de talgklier in de haarzakjes, waarbij de talgklier teveel talg afscheidt. Daarnaast is er sprake van hyperkeratinisatie (toename van dode huidcellen) en bacteriegroei. Acné komt het vaakst voor in het gezicht. Ook het decolleté, de schouders en de rug kunnen echter aangedaan zijn. Jeugdacné is de meest voorkomende huidaandoening. Het treft 80% van de adolescenten. Naast jeugdacné bestaan er nog andere vormen van acné: baby-acné, dat vooral voorkomt in het gezicht, acné tarda (na 30 jaar), waarbij men vaak de hormoonbalans van de vrouw in evenwicht dient te brengen, en acné die ontstaat door medicijnen of door vette crèmes. Volwassenen hebben vaker dan kinderen acné, aangezien volwassenen een andere hormoonproductie hebben. 85% van de adolescenten heeft in enige mate acné, de overige 15% heeft een ernstige vorm van acné.
Hygiënische gewoonten, evenals het gebruik van sommige cosmetische producten kan verklaren waarom bepaalde plaatselijk aan te brengen middelen tegen acné slecht worden verdragen of waardoor een retentionele acné blijft voortduren. De inname van bepaalde medicijnen bevordert acné-uitbraken. In de praktijk zijn het meestal progestativa met een androgene activiteit die voor problemen zorgen. Ook een langdurige inname van vitamine B12 kan een acné-uitbraak opwekken. Zeldzamere oorzaken zijn corticosteroïden, halogenen (broom, jodium), lithium, anti-epileptica of androgenen.
Hoe ontstaat acné?
Het ontstaansproces is welbekend. De poriën van de huid raken verstopt. De bacteriële flora is een belangrijke factor voor het ontstaan van acné. Er begint een groei van anaerobe bacteriën (die kunnen leven zonder zuurstof). Is deze groei omvangrijk genoeg, dan zal de opperhuid opengaan. Door deze opening kan de infectie zich verder verspreiden onder de huid. Een essentiële factor voor het ontstaan van acné, is de dikte van de huid. Hoe dunner de huid, hoe kleiner de kans dat de poriën verstopt raken. Elementen die irritatie veroorzaken (zon, chloor, koude, zweet, etc. kunnen, net als het overmatig reinigen van de huid, bijdragen aan een verdikking van de epidermis. Er zijn ook producten die kunnen helpen de epidermis dunner te maken (salicylzuur). Blootstelling aan de zon stimuleert de talgproductie en zorgt ervoor dat de huid dikker wordt. Dat sommige mensen met acné tijdelijk een verbetering ervaren na blootstelling aan de zon, is waarschijnlijk te wijten aan de verkleuring van de huid. De gevolgen voor de langere termijn zijn echter schadelijk. De stof dihydrotestosteron, een derivaat van testosteron, zou eveneens een rol spelen. Sommige mensen hebben een genetische aanleg voor het aanmaken van dit derivaat dat de aanmaak van talg beïnvloedt.
Zink Er zijn verschillende dubbelblinde studies uitgevoerd om het effect van zink bij acné te beoordelen. Zink vermindert ontstekingen doordat het de aanmaak van talg remt. Dit doet het doordat het inwerkt op 5-a-reductase. Het vermindert het zinkgehalte in de witte bloedcellen, waardoor hun chemotactische factoren minder sterk worden (33). Het vermindert eveneens de aanmaak van stikstofmonoxide dat wordt veroorzaakt door de ontstekingsopwekkende cytokinen op de keratinocyten (34). In de jaren 70 en 80 werd zink in hoge doseringen en in de vorm van sulfaten gebruikt. Dit veroorzaakte soms spijsverteringsproblemen. Tegenwoordig wordt zink in de vorm van gluconaat of citraat aangeboden, en is de dosering lager. Na een inname van zink gedurende 3 maanden is het aantal puisten, bultjes en infiltraties van cystes (35) teruggedrongen. In 1989 verscheen er een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek waarin de doeltreffende werking van 30 mg zink per dag in gluconaatvorm werd aangetoond. Het had vooral een gunstig effect op de puistvorming en de ontstekingen bij de acné (36). De doeltreffendheid van zink in doseringen van 30 mg/d werd eveneens bevestigd in een onderzoek bij 67 proefpersonen. Hierbij werden 3 maanden lang twee verschillende toedieningsmethodes vergeleken: een regelmatige toediening en een toediening van een wat zwaardere dosis eens in de 3 weken, waarbij de totale hoeveelheid zink tijdens de gehele duur van het protocol hetzelfde bleef (37). Het zink dient in principe samen met een antibiotica te worden gebruikt. Het kan ook zonder antibiotica worden gebruikt, met name in situaties waarin men antibiotica wil vermijden (zoals bij een zwangerschap, bij blootstelling aan de zon in het geval van tetracyclines).
Selenium Patiënten met acné vulgaris hebben een laag seleniumgehalte in hun bloed (38). Bij mannen met acné ziet men dat de activiteit van glutathion-peroxidase in verhouding met de controlegroep lager is. Bij vrouwen met acné ziet men dat de activiteit van glutathion-peroxidase hoog is. Deze activiteit is vergelijkbaar met die van vrouwen die orale anticonceptiemiddelen innemen en ligt hoger dan bij vrouwen die geen anticonceptiemiddelen nemen. Bij 47 mannen en 42 vrouwen die 6 tot 12 weken selenium kregen toegediend (400 µg/d) plus vitamine E (20 mg/d) nam de puistvorming af werd de activiteit van de glutathion-peroxidase geleidelijk aan hoger. Na het stoppen van de behandeling viel de activiteit terug naar de beginwaarde (39).
Voeding en een mooie huid
De huid is een spiegel van de gezondheid van de levensstijl. Sommige producten zijn buitengewoon schadelijk voor de huid. Het eten van deze producten ziet men terug in de gezondheid van de huid. De consequenties variëren van gering tot ernstig (geelkleuring, huidkanker).
Een van die schadelijke stoffen is tabak: het zorgt ervoor dat er minder zuurstof vervoerd wordt naar de huid. De gevolgen hiervan zijn duidelijk: de huid wordt mat en minder soepel en er staan vroegtijdig diepe rimpels. De effecten zijn zo schadelijk dat het effect van gezichtsverzorging teniet wordt gedaan door de sigaret.
Er bestaat een sterke relatie tussen een droge huid en de inname van onvoldoende meervoudig onverzadigde vetzuren. Meervoudig onverzadigde vetzuren vervullen een belangrijke rol voor de barrièrefunctie van de huid en dragen bij aan een optimale hydratering. Voor personen met een droge huid is het belangrijk om voldoende olie te eten, zoals borageolie, teunisbloemolie en visolie. Ook vette vis, zoals zalm, kabeljauw, tonijn, sardien, makreel en heilbot zijn in dat geval belangrijk (40).
Conclusie
De impact van voeding en voedingssupplementen op bepaalde huidaandoeningen (psoriasis, atopisch eczeem en acné) is groot. Ten eerste is het van groot belang om gezond en gevarieerd te eten. De voeding dient rijk te zijn aan antioxidanten en omega-3. Ook veel drinken is belangrijk (minimaal 1,5 liter water per dag). De voedingssupplementen kunnen alleen of als aanvulling worden gebruikt op conventionele behandelingen met medicijnen. Atopisch eczeem is gerelateerd aan een te lage activiteit van 6-desaturase, waardoor er te weinig gamma-linoleenzuur kan worden gevormd. Teunisbloemolie en borageolie herstellen het niveau van gamma-linoleenzuur, waardoor de atopische klachten verdwijnen. De extra inname van visolie die rijk is aan EPA kan als tegenwicht dienen voor de ontstekingsproducten die als gevolg van psoriasis kunnen ontstaan. Zo kan het bijdragen aan de genezing. Daarbij dient er eveneens een grote hoeveelheid vette vis gegeten te worden. Bij acné tenslotte zien we dat onstekingsprocessen eveneens een grote rol spelen. Doordat zink deze ontstekingsprocessen remt, nemen de klachten die hieraan gerelateerd zijn bij acné af. Daarnaast is het belangrijk om voldoende antioxidanten te consumeren, en dan met name vitamine E, ß-caroteen en seleniumgehalte. Laatstgenoemde stof is belangrijk voor een efficiënte glutathion-peroxidase. Nog even voor de duidelijkheid: een supplementinname van meervoudig onverzadigde vetzuren dient altijd gecombineerd te worden met een supplementinname van in vet oplosbare antioxidanten, en dan met name vitamine E. Zo zou men 200 tot 400 mg a-tocoferol kunnen innemen voor elke gram EPA+DHA.
BIBLIOGRAFIE
1 Cheirif-Cheikh J.L., Hincky M. Recrudescence de l'alopécie. Concours Médical. 1977, 99(27), 4461-4464.
2 Fabre PH. Les alopécies, leurs traitements par vitaminothérapie : vitamine B5 et biotine. Tempo Médical. 1987, n°274.
3 Delaporte E,Gaveau D, Piette F, Bergoend H. Indications et modalités du traitement par le zinc en dermatologie, Sem Hôp Paris, 1989, 65, n°43-44, 2657-2660.
4 Manku MS, Horrobin DF, Morse N, Kyte V, Jenkins K, Wright S, Burton JL. Reduced levels of prostaglandin precursors in the blood of atopic patients: defective delta-6-desaturase function as a biochemical basis for atopy. Prostaglandins Leukot Med 1982 Dec;9(6):615-28
5 Horrobin DF, Ells KM, Morse-Fisher N, Manku MS. The effects of evening primrose oil, safflower oil and paraffin on plasma fatty acid levels in humans: choice of an appropriate placebo for clinical studies on primrose oil. Prostaglandins Leukot Essent Fatty Acids 1991 Apr;42(4):245-9
6 Morse PF, Horrobin DF, Manku MS, Stewart JC, Allen R, Littlewood S, Wright S, Burton J, Gould DJ, Holt PJ, et al. Meta-analysis of placebo-controlled studies of the efficacy of Epogam in the treatment of atopic eczema. Relationship between plasma essential fatty acid changes and clinical response. Br J Dermatol 1989 Jul;121(1):75-90
7 Biagi PL, Bordoni A, Hrelia S, Celadon M, Ricci GP, Cannella V, Patrizi A, Specchia F, Masi M. The effect of gamma-linolenic acid on clinical status, red cell fatty acid composition and membrane microviscosity in infants with atopic dermatitis. Drugs Exp Clin Res 1994;20(2):77-84
8 Henz BM, Jablonska S, van de Kerkhof PC, Stingl G, Blaszczyk M, Vandervalk PG, Veenhuizen R, Muggli R, Raederstorff D. Double-blind, multicentre analysis of the efficacy of borage oil in patients with atopic eczema. Br J Dermatol 1999 Apr;140(4):685-8
9 Bjorneboe A, Soyland E, Bjorneboe GE, Rajka G, Drevon CA. Effect of n-3 fatty acid supplement to patients with atopic dermatitis. J Intern Med Suppl 1989;225(731):233-6.
10 Soyland E, Funk J, Rajka G, Sandberg M, Thune P, Rustad L, Helland S, Middelfart K, Odu S, Falk ES, et al. Dietary supplementation with very long-chain n-3 fatty acids in patients with atopic dermatitis. A double-blind, multicentre study. Br J Dermatol 1994 Jun;130(6):757-64
11 Harvey RG. A blind, placebo-controlled study of the efficacy of borage seed oil and fish oil in the management of canine atopy, Vet Rec 1999,April 10 ;144 (15): 405-7.
12 Collier Pm, Ursell A, Zaremba K, Payne Cm, Staughton Rc, Sanders T. Effect of regular consumption of oily fish compared with white fish on chronic plaque psoriasis, Eur J Clin Nutr 1993 Apr;47(4):251-4.
13 Naldi L, Parazzini F, Peli L, Chatenoud L, Cainelli T. Dietary factors and the risk of psoriasis. Results of an Italian case-control study. Br J Dermatol 1996 Jan;134(1):101-6
14 Soyland E, Lea T, Sandstad B, Drevon A. Dietary supplementation with very long-chain n-3 fatty acids in man decreases expression of the interleukin-2 receptor (CD25) on mitogen-stimulated lymphocytes from patients with inflammatory skin diseases, Eur J Clin Invest 1994 Apr;24(4):236-42.
15 Corrocher R, Ferrari S, de Gironcoli M, Bassi A, Olivieri O, Guarini P, Stanzial A, Barba AL, Gregolini L. Effect of fish oil supplementation on erythrocyte lipid pattern, malondialdehyde production and glutathione-peroxidase activity in psoriasis. Clin Chim Acta 1989 Feb 15;179(2):121-31
16 Schena D, Chieregato GC, de Gironcoli M, Girelli D, Olivieri O, Stanzial AM, Corrocher R, Bassi A, Ferrari S, Perazzoli P, et al. Increased erythrocyte membrane arachidonate and platelet malondialdehyde (MDA) production in psoriasis: normalization after fish-oil. Acta Derm Venereol Suppl (Stockh) 1989;146:42-4
17 Kragballe K, Fogh K. A low-fat diet supplemented with dietary fish oil (Max-EPA) results in improvement of psoriasis and in formation of leukotriene B5. Acta Derm Venereol 1989;69(1):23-8
18 Grimminger F, Mayser P, Papavassilis C, Thomas M, Schlotzer E, Heuer KU, Fuhrer D, Hinsch KD, Walmrath D, Schill WB, et al. A double-blind, randomized, placebo-controlled trial of n-3 fatty acid based lipid infusion in acute, extended guttate psoriasis. Rapid improvement of clinical manifestations and changes in neutrophil leukotriene profile. Clin Investig 1993 Aug;71(8):634-43
19. Mayser P, Mrowietz U, Arenberger P, Bartak P, Buchvald J, Christophers E, Jablonska S, Salmhofer W, Schill Wb, Kramer Hj, Schlotzer E, Mayer K, Seeger W, Grimminger F. Omega-3 fatty acid-based lipid infusion in patients with chronic plaque psoriasis: results of a double-blind, randomized, placebo-controlled, multicenter trial, J Am Acad Dermatol 1998 Apr;38(4):539-47, Erratum in: J Am Acad Dermatol 1998 Sep;39(3):421
20 Bittiner SB, Tucker WF, Cartwright I, et al. A double-blind, randomised, placebo-controlled trial of fish oil in psoriasis. Lancet. 1988;1:378-380.
21 Oliwiecki S, Burton JL. Evening primose oil and marine oil in the traitment of psoriasis. Clin Exp dermato 1994 Mar ; 19(2) : 127-9.
22 Danno K, Sugie N. Combinaison therapy with low-dose etretinate and eicosapentaenoic acid for psoriasis vulgaris. J dermato 1998 Nov ; 25 (11) : 703-5.
23 Marsden JR. Effect of dietary fish oil on hyperlipidaemia due to isotretinoin and etretinate. Hum Toxicol 1987 May;6(3):219-22
24 Ashley JM, Lowe NJ, Borok ME, Alfin-Slater RB. Fish oil supplementation results in decreased hypertriglyceridemia in patients with psoriasis undergoing etretinate or acitretin therapy. J Am Acad Dermatol 1988 Jul;19(1 Pt 1):76-82
25 Kokcam I, Naziroglu M. Antioxydants and lipid peroxydase status in the blood of patients with psoriasis. Clin Chim Acta 1999 Nov ; 289 (1-2) : 23-31.
26 Rollman O, Vahlquist A. Psoriasis and vitamin A. Plasma transport ans skin content of retinol, dehydroretinol and carotenoids in adult patients versus healty controls. Arch Dermatol Res. 1985;278(1):17-24
27 Conseil Supérieur d'Hygiène Publique de France. Les limites de sécurité dans les consommations alimentaires des vitamines et des minéraux. Éditions Lavoisier Tec&Doc ; 1996, 171.
28 Gieler U, Von Der Weth A, Heger M. Mahonia aquifolium - a new type of topical treatment for psoriasis. J Dermatol Treat. 1995;6:31-34.
29 Galle K, Müller-Jakic B, Proebstle A, et al. Analytical and pharmacological studies on Mahonia aquifolium. Phytomedicine. 1994;1:59-62.
30 Müller K, Ziereis K. The antipsoriatic Mahonia aquifolium and its active constituents; Pro and antioxidant properties and inhibition of 5-lipoxygenase. Planta Med. 1994;60:421-424.
31 Gieler U, Von Der Weth A, Heger M. Mahonia aquifolium - a new type of topical treatment for psoriasis. J Dermatol Treat. 1995;6:31-34.
32 Wiesenauer M, Lüdtke R. Mahonia aquifolium in patients with Psoriasis vulgaris - an intraindividual study. Phytomedicine. 1996;3:231-235.
33 Dreno B, Trossaert M, Boiteau HL, Litoux P. Zinc salts effects on granulocyte zinc concentration and chemotaxis in acne patients. Acta Derm Venereol 1992 Aug;72(4):250-2
34 Yamaoka J, Kume T, Akaike A, Miyachi Y. Suppressive effect of zinc ion on iNOS expression induced by interferon-gamma or tumor necrosis factor-alpha in murine keratinocytes. J Dermatol Sci 2000 May;23(1):27-35
35 Verma KC, Saini AS, Dhamija SK. Oral zinc sulphate therapy in acne vulgaris: a double-blind trial. Acta Derm Venereol 1980;60(4):337-40
36 Dreno B, Amblard P, Agache P, Sirot S, Litoux P. Low doses of zinc gluconate for inflammatory acne. Acta Derm Venereol 1989;69(6):541-3
37 Meynadier J. Efficacy and safety study of two zinc gluconate regimens in the treatment of inflammatory acne. Eur J Dermatol 2000 Jun;10(4):269-73
38 Michaelsson G. Decreased concentration of selenium in whole blood and plasma in acne vulgaris. Acta Derm Venereol 1990;70(1):92
39 Michaelsson G, Edqvist LE. Erythrocyte glutathione peroxidase activity in acne vulgaris and the effect of selenium and vitamin E treatment. Acta Derm Venereol 1990;70(1):92
40 Rosenberg EW, Kirk BS. Acne diet reconsidered, Arch Dermatol 1981; 117: 193-5